Een holistische benadering van kreupelheid en klauwlaesies bij melkkoeien | Dechra BE

Een holistische benadering van kreupelheid en klauwaandoeningen bij melkvee.
Door William Davy
Dierenarts melkvee bij Horizon Dairy Vets & Dairy Insight (Verenigd Koninkrijk)
Hoofd van het ClawCare-trainingscentrum aan de Universiteit van Gent
RoMS-erkend trainer

 

Basisprincipes voor de behandeling en preventie van klauwaandoeningen bij melkvee

Kreupelheid bij melkkoeien brengt aanzienlijke kosten met zich mee, gemiddeld tussen de $185 en $333 per geval, afhankelijk van de pariteit van de koe (Liang et al., 2017). De werkelijke kosten van kreupelheid of klauwaandoeningen worden echter vaak onderschat, omdat veel bijkomende kosten, zoals verminderde vruchtbaarheid en een verhoogd risico op stofwisselingsziekten, niet direct zichtbaar zijn. 

Een goede klauwgezondheid en het minimaliseren van de negatieve impact van kreupelheid op het welzijn van melkkoeien vereisen preventieve maatregelen, tijdige opsporing van kreupelheid en een snelle, effectieve behandeling.

In dit artikel bespreken we beknopt de basisprincipes voor de behandeling en preventie van klauwaandoeningen bij melkvee. Deze principes zijn essentieel voor iedere rundveedierenarts om veehouders en hun dieren optimaal te ondersteunen.

Wat is kreupelheid?

Kreupelheid wordt over het algemeen gedefinieerd als een afwijking in de manier waarop een dier loopt of staat, meestal veroorzaakt door pijn of disfunctie in de poten of klauwen. 

Kreupelheid kan variëren van een lichte asymmetrie in de bewegingen tot gevallen waarin een dier helemaal geen gewicht meer op een ledemaat kan plaatsen (Van Nuffel et al., 2015).

Klauwaandoeningen worden over het algemeen gezien als de meest voorkomende oorzaak van kreupelheid bij melkkoeien en komen voornamelijk voor aan de achterpoten. De aandoeningen kunnen grofweg worden ingedeeld in infectieuze (IFL’s) en niet-infectieuze klauwlaesies (NIFL’s). Figuur 1 toont een overzicht van de meest voorkomende klauwaandoeningen bij melkkoeien weergegeven volgens de ICAR-classificatie en hun voorkeurslocatie.

Figuur 1. Overzicht van de meest voorkomende klauwaandoeningen bij melkkoeien volgens de ICAR-classificatie en hun voorkeursgebied.

Visuele beoordelingssystemen voor locomotie


Een van de grootste uitdagingen bij de visuele beoordeling van de locomotie is de subjectieve interpretatie van bewegingsindicatoren. Dit kan leiden tot inconsistenties of een onderschatting van de locomotiescore.
 
Momenteel zijn verschillende gevalideerde locomotiescoresystemen beschikbaar. De meest gebruikte systemen voor locomotiescores bij rundvee zijn gebaseerd op een 5-puntsschaal (1-5, Sprecher et al., 1997) of een 4-puntsschaal (0-3, mobiliteitsscoringssysteem van de Britse Agriculture and Horticulture Development Board).

Voor betrouwbare en consistente locomotiescores moeten de volgende praktische overwegingen in acht worden genomen: 

  • Gebruik altijd hetzelfde scoringssysteem 
    Volgens het 5-punts locomotiescoringssysteem van Sprecher et al. (1997) is zowel een statische als dynamische beoordeling nodig, terwijl andere bewegingsscoresystemen alleen een dynamische beoordeling vereisen.
  • Beoordeel de dieren op hetzelfde loopoppervlak.
    Een vlakke, niet-gladde betonnen ondergrond is hiervoor het meest geschikt.
  • Minimaliseer verschillen tussen waarnemers 
    Om waarnemingsbias te verminderen, moet de beoordeling zoveel mogelijk door dezelfde persoon of personen worden uitgevoerd. 
  • Zorg voor regelmatige training of kalibratie tussen beoordelaars om hoge normen te garanderen. 
  • Controleer achteraf de klauwen van beoordeelde dieren op klauwaandoeningen. 

De meest gebruikte bewegingsindicatoren staan in tabel 1.

Tabel 1: De meest gebruikte bewegingsindicatoren bij rundvee.

Vroege opsporing en snelle effectieve behandeling in relatie tot dierenwelzijn

Een effectief plan voor kreupelheidsbestrijding in de melkveehouderij vereist continue monitoring van de beweging van koeien, gecombineerd met routinematige preventieve klauwcontroles.

Daarnaast zijn vroegtijdige detectie van kreupelheid (een score van minimaal 2/5 of 1/3 binnen twee weken na het ontstaan) en een snelle, effectieve behandeling (binnen 48 uur na signalering) cruciaal voor een goed herstel van klauwaandoeningen op lange termijn, met name klauwhoornaandoeningen. Ook koeien met beperkte mobiliteit (score 1/5 of 1/3) hebben baat bij een klauwcontrole.

Door kreupelheid vroegtijdig te signaleren, kunnen laesies in een vroeg stadium worden behandeld. Dit resulteert in hogere genezingspercentages (waarbij de koe 35 tot 42 dagen na behandeling niet meer kreupel is) voor niet-infectieuze klauwlaesies, variërend van 69 tot 88% (Groenevelt et al., 2014; Thomas et al., 2015), in vergelijking met de behandeling van koeien die als chronisch kreupel worden beschouwd (Thomas et al., 2016), waarbij gemiddeld slechts 15% na behandeling de normale locomotie terugkrijgt.

In de praktijk varieert de mediaan tussen het signaleren van kreupelheid en de behandeling echter tussen de 28 en 65 dagen (Alawneh et al., 2012; Leach et al., 2012).

NSAID’s zouden op elk melkveebedrijf deel moeten uitmaken van de behandelingsprotocollen voor kreupelheid, omdat ze de genezingskans verhogen (terugkeer van de koe naar de normale manier van bewegen na een geval van kreupelheid), lokale ontsteking en de daaropvolgende nieuwe botgroei verminderen (Newsome et al., 2016) en zo de kans op kreupelheid op latere leeftijd verkleinen (Wilson et al., 2022).

Medicatie voor pijnbestrijding bij melkvee is gereguleerd en daarom is het van cruciaal belang om ons te richten op vroegtijdige signalering van kreupelheid (de kreupeltijd zo kort mogelijk houden) en op de juiste therapeutische protocollen en ondersteunende therapie om het welzijn van melkkoeien op een hoog niveau te houden.

Huidige behandeling en alternatieven: Infectieuze klauwaandoeningen

Digitale dermatitis (DD of ziekte van Mortellaro)

Digitale dermatitis vereist een vergelijkbare aanpak als geïnfecteerde wonden en de behandelingsprotocollen moeten hierop worden afgestemd:

  • Reinig en snijd DD-laesies mechanisch uit met gaas of water om mest, vuil en eventuele aanwezige biofilm te verwijderen. Hierdoor is het ook gemakkelijker om het stadium van de laesie goed te bepalen en te registreren. Om laesies in de diepere delen van de interdigitale spleet te identificeren, is een hoefspreider een belangrijk hulpmiddel.
  • Breng een topisch antibacterieel product aan op laesies die visueel als ‘actief’ worden beschouwd (M1, M2 en M4.1).
    • Chloortetracycline, oxytetracyclinespray of thiamfenicolspray 
    • Gechelateerde koper- en zinkgel of -spray 
    • Salicylzuur (werkt naast ontstekingsremmend ook antibacterieel) 
  • Breng de primaire laag van het verband aan dat bij voorkeur niet-occlusief is om wondgenezing te garanderen en bij het verwijderen van het verband minimaal trauma aan de wond te veroorzaken. 
  • Bedek de primaire laag met een grote laag synthetisch katoen om insnoering van de voet door de tertiaire laag te voorkomen. Breng een tertiaire laag aan, meestal bestaande uit een ademend, samenhangend verband.
  • Optioneel kan een vierde laag met een beschermende tape worden toegevoegd om ervoor te zorgen dat het verband de gewenste periode blijft zitten, afhankelijk van het gebruikte topische product. Dit varieert meestal tussen 3-7 dagen.

Het voordeel van het gebruik van verbanden voor de behandeling van DD is aangetoond in meerdere veldstudies. 

Of er wel of niet een verband wordt aangebracht, hangt echter vooral af van managementfactoren in het bedrijf. Als er reden is om te vermoeden dat verbanden niet op tijd verwijderd zullen worden door het personeel van het bedrijf, dan is het raadzaam om je behandelprotocol te beperken tot het herhaaldelijk individueel topisch besproeien van actieve DD-laesies met antibacteriële middelen.

Er moet een geschikt voetbadprotocol worden geïmplementeerd als hygiënemaatregel om nieuwe DD-infecties bij jongvee, droogstaande koeien en lacterende koeien onder controle te houden. Het gebruik van voetbaden alleen is niet effectief bij het bestrijden van grote actieve DD-laesies (M2-stadium). 

Koeien die kreupel zijn als gevolg van actieve DD-laesies (M1-, M2- of M4.1-stadia) hebben waarschijnlijk baat bij een eenmalige parenterale behandeling met een NSAID zoals ketoprofen. Dit kan het herstel van kreupelheid met 40% verbeteren en de gemiddelde melkgiftverliezen met 2,98 kg verminderen in vergelijking met alleen het gebruik van een topisch product zoals oxytetracyclinespray en een verband (Kasiora et al., 2022).

Tussenklauwontsteking of interdigitale flegmone

Het succes van de behandeling van interdigitale flegmone hangt af van hoe snel na het begin van de ziekte de behandeling wordt gestart. 

Typische klinische symptomen zijn:

  • Koorts (>39°C) in de acute fase van de ziekte.
  • Ernstige kreupelheid aan de aangetaste klauw (koe wil klauw niet belasten). 
  • Zwelling van de klauw (meestal bilaterale zwelling van hielknoppen en zwelling van het dorsale deel van de klauw)

Als een flegmone niet op tijd wordt behandeld, kan de huid in de interdigitale spleet openbarsten en secundaire DD-infecties veroorzaken of infecties van de diepere weefsels en/of gewrichten.

De behandeling van flegmone bestaat uit:

  • Behandeling met systemische parenterale antibiotica en NSAID’s voor ten minste 1 week 
    • Eerste keuze antibiotica:
      • Penicilline of Cefalexine
    • Tweede keuze antibiotica: :
      • Breedspectrum penicillines (zoals amoxicilline of penicilline en dihydrostreptomycine):
      • Tylosine
      • Oxytetracycline
      • Tilmicosine
    • Derde keus antibiotica (er kunnen lokale voorschriften gelden voor het gebruik van deze antibioticaklassen):
      • Cefquinome
      • Ceftiofur
    • NSAID:
      • Ketoprofen: elke 24 uur
      • Carprofen: elke 72 uur
      • Meloxicam: elke 48 uur
  • Klauwcontrole om er zeker van te zijn dat er geen andere laesies aanwezig zijn op de aangedane klauw
    • Als er andere laesies aanwezig zijn, behandel deze dan ook. 
    • Plaatselijke topische behandeling indien de huid in de interdigitale ruimte is gescheurd. 
  • Nacontrole om te beoordelen of de laesie goed geneest 
    • Klinische verbetering moet binnen 2 dagen zichtbaar zijn, als er geen verbetering optreedt (d.w.z. de koe is nog steeds kreupel) dan is een grondige klauwinspectie in een klauwverzorgingsbox noodzakelijk. 
       

Huidige behandeling en alternatieven: Niet-infectieuze klauwaandoeningen

De behandelingsmogelijkheden voor niet-infectieuze klauwaandoeningen (meestal klauwhoornaandoeningen of CHDL’s genoemd) zijn beperkt en het succes van de behandeling wordt vaak bepaald door hoe snel na het begin van de kreupelheid de behandeling wordt gestart.
 
Idealiter wordt de behandeling uitgevoerd binnen 2 weken na het begin van de kreupelheid. Algemene richtlijnen zijn om kreupele koeien (locomotiescore 2/3) binnen 48 uur te behandelen en ernstig kreupele koeien (locomotiescore 3/3) binnen 24 uur.

Op basis van de bevindingen van een gerandomiseerde klinische controlestudie uitgevoerd door (Thomas et al., 2015), bestaat de huidige standaard voor behandeling van niet-infectieuze klauwaandoeningen uit therapeutisch bekappen, een blok op de gezonde tegenklauw en ondersteunende therapie door een systemische NSAID-behandeling (ketoprofen elke 24 uur gedurende 3 dagen). De toevoeging van parenterale NSAID-therapie verhoogt het herstelpercentage met 20,2% na 5 weken in vergelijking met de traditionele therapeutische uitsnijd- en blokbehandeling. 

De behandeling van niet infectieuze klauwaandoeningen bestaat over het algemeen uit het verminderen van de interactie tussen de aangetaste hoef en het loopoppervlak: 

  • Curatief functioneel klauwbekappen om de locatie en de ernst van de laesie vast te stellen. In een klauw waar laesies nog niet duidelijk zichtbaar zijn, is het gebruik van een klauwtester onmisbaar om pijn vast te stellen. Verklein de hiel van de aangetaste klauw zo veel mogelijk zonder het hoorn van de hoef te beschadigen en het corium bloot te leggen. Dit laatste vergemakkelijkt het visualiseren van laesies die dicht op het corium zitten.
  • Breng een blok aan op de gezonde klauw aan dezelfde voet om de aangetaste hoef te ontlasten. 
  • Als er proliferatieve laesies aanwezig zijn (zoolzweer of wittelijnaandoening), verklein dan de omringende hoorn zoveel mogelijk totdat deze buigt onder lichte vingerdruk. Soms kan het corium aangetast worden door een secundaire bacteriële infectie (DD-geassocieerde laesies). Deze moeten chirurgisch worden verwijderd na intraveneuze regionale anesthesie. Verwijder al het aangetaste corium en leg een drukverband aan met een antibacteriële spray (CTC-spray) of een antiseptisch product.  

Dynamische en proactieve benadering op kuddeniveau 


Een effectief kreupelheidspreventieprogramma in een melkveestapel is gebaseerd op meerdere cruciale maatregelen:

  • Periodieke preventieve klauwcontroles:
    Deze worden vaak ingepland op basis van het aantal dagen in lactatie. De meest voorkomende periodes zijn na de piek van de lactatie (ongeveer 100 dagen in lactatie) en bij het droogzetten. Deze moeten echter worden aangepast aan de lactatiecyclus van de koe, het bedrijfstype en de lokale omstandigheden op een bedrijf. Regelmatige controles en het bekappen van de klauwen moeten worden uitgevoerd door een bekwaam personeelslid of een bekwame klauwverzorger.    
  • Continue kreupelheidsmonitoring:
    Vroegtijdige signalering van kreupelheid en onmiddellijke effectieve behandeling zijn cruciaal om te voorkomen dat laesies chronisch worden. In het ideale geval wordt de visuele locomotie elke 2 weken beoordeeld door een getrainde en gekalibreerde waarnemer op een onafhankelijke manier om bias maximaal te beperken. 
  • Effectieve behandelprotocollen voor kreupele koeien:
    Kreupele koeien moeten zo snel mogelijk of uiterlijk binnen 48 uur na detectie worden behandeld. De behandeling moet worden uitgevoerd door een deskundige medewerker of externe professional met een therapeutische bekapping, het plaatsen van een blok en toediening van NSAID’s. Behandelingsprotocollen voor infectieuze klauwaandoeningen (antibiotica) en niet-infectieuze klauwaandoeningen  (NSAID’s) moeten besproken en opgesteld worden met het diergeneeskundig team van het bedrijf om gereguleerde toegang tot de vereiste diergeneesmiddelen te garanderen.
  • De infectiedruk van IFL’s onder controle houden en nieuwe infecties voorkomen:
    Er moeten in alle lactatiefasen (lacterende koeien, droogstaande koeien en jongvee) regelmatig voetbaden of andere preventieve maatregelen worden toegepast. Goede poothygiëne (geïdentificeerd door hygiënescores voor de poten) helpt de verspreiding van IFL’s te verminderen door droge en schone huid op de klauwen en poten te waarborgen. 
  • Optimaliseer en investeer in koecomfort:
    Elke seconde dat een koe niet op beton staat, is een seconde dat ze minder kans heeft om een klauwaandoening te ontwikkelen. Goed aangepaste ligboxafmetingen en ligbedoppervlakken zorgen voor voldoende ligtijd en verlagen het risico op voetblessures en daarmee gepaard gaande kreupelheid. Overbezetting moet te allen tijde worden vermeden of tot een minimum worden beperkt vanwege het nadelige effect op de tijdsbesteding van de koe en het bedrijf. Het optimaliseren van melktijden en het verminderen van de tijd buiten de stal zijn twee andere belangrijke aspecten die gebruikt  kunnen worden om de krachten op de poot van een koe en de daaropvolgende blootstelling aan beton te verminderen. De grootte van de melkstal en de melktijden moeten worden afgestemd op de grootte van de melkgroep of omgekeerd, zodat de tijd uit de box beperkt blijft tot een redelijke 50 tot 70 minuten per melkbeurt.  

 

Alawneh, J.I., R.A. Laven, and M.A.Stevenson. 2012. Interval between detection of lameness by locomotion scoring and treatment for lameness: A survival analysis. Veterinary Journal 193:622–625. doi:10.1016/j.tvjl.2012.06.042.

Groenevelt, M., D.C.J. Main, D. Tisdall, T.G. Knowles, and N.J. Bell. 2014. Measuring the response to therapeutic foot trimming in dairy cows with fortnightly lameness 
scoring. Veterinary Journal 201:283–288. doi:10.1016/j.tvjl.2014.05.017.

Kasiora, K., A. Anagnostopoulos, C. Bedford, T. Menka, M. Barden, B.E. Griffiths, D. Achard, K. Timms, V.S. Machado, A. Coates, and G. Oikonomou. 2022. Evaluation of the use of ketoprofen for the treatment of digital dermatitis in dairy cattle: A randomised, positive controlled, clinical trial. Veterinary Record 190. doi:10.1002/vetr.977.

Leach, K.A., D.A. Tisdall, N.J. Bell, D.C.J. Main, and L.E. Green. 2012. The effects of early treatment for hindlimb lameness in dairy cows on four commercial UK farms. Veterinary Journal 193:626–632. doi:10.1016/j.tvjl.2012.06.043.

Liang, D., L.M. Arnold, C.J. Stowe, R.J. Harmon, and J.M. Bewley. 2017. Estimating US dairy clinical disease costs with a stochastic simulation model. J Dairy Sci 100:1472–1486. doi:10.3168/jds.2016-11565.

Newsome, R., M.J. Green, N.J. Bell, M.G.G. Chagunda, C.S. Mason, C.S. Rutland, C.J. Sturrock, H.R. Whay, and J.N. Huxley. 2016. Linking bone development on the caudal aspect of the distal phalanx with lameness during life. J Dairy Sci 99:4512–4525. doi: 10.3168/jds.2015-10202.

Van Nuffel, A., I. Zwertvaegher, L. Pluym, S. Van Weyenberg, V.M. Thorup, M. Pastell, B. Sonck, and W. Saeys. 2015. Lameness detection in dairy cows: Part 1. How to distinguish between non-lame and lame cows based on differences in locomotion or behavior. Animals 5:838–860. doi:10.3390/ani5030387.

Sprecher, D.J., D.E. Hostetler’, and J.B. Kaneene. 1997. A LAMENESS SCORING SYSTEM THAT USES POSTURE  AND GAIT TO PREDICT DAIRY CATTLE REPRODUCTIVE PERFORMANCE.

Thomas, H.J., G.G. Miguel-Pacheco, N.J. Bollard, S.C. Archer, N.J. Bell, C. Mason, O.J.R. Maxwell, J.G. Remnant, P. Sleeman, H.R. Whay, and J.N. Huxley. 2015. Evaluation of treatments for claw horn lesions in dairy cows in a randomized controlled trial. J Dairy Sci 98:4477–4486. doi:10.3168/jds.2014-8982.

Thomas, H.J., J.G. Remnant, N.J. Bollard, A. Burrows, H.R. Whay, N.J. Bell, C. Mason, and J.N. Huxley. 2016. Recovery of chronically lame dairy cows following treatment for claw horn lesions: A randomised controlled trial. Veterinary Record 178:116. doi:10.1136/vr.103394.

Wilson, J.P., M.J. Green, L. V. Randall, C.S. Rutland, N.J. Bell, H. Hemingway-Arnold, J.S. Thompson, N.J. Bollard, and J.N. Huxley. 2022. Effects of routine treatment with nonsteroidal anti-inflammatory drugs at calving and when lame on the future probability of lameness and culling in dairy cows: A randomized controlled trial. J Dairy Sci 105:6041–6054. doi:10.3168/jds.2021-21329.
 

Downloads 

keyboard_arrow_up